Afgelopen zondag 28 februari was het volle maan. Chili beefde na van een zware aardbeving, India vierde oudjaar door tijdens die laatste dag van de hindoe wintermaand de Holika, 'het kwade', te verbranden en Frankrijk betreurde zo'n zestig doden na een dijkdoorbraak. Nederland leek de dans te ontspringen, maar hier zou de - politieke - aardschok een paar dagen later volgen. It takes two to tango, in mijn geval een bevriend stel uit Den Haag dat speciaal was overgekomen om een tangosalon te bezoeken. Deze dansstijl niet meester vergezelde ik hen nieuwsgierig naar een zeker adres in de zo fraai-tijdloze Plantagebuurt. In mijn gedachten dwarrelden beelden uit de novelle
Spitzen van Thomas Rosenboom rond, boekenweekgeschenk in 2004. Spannende, bijna magere vrouwen. Aantrekking en afwijzing. Bedwelmende melancholie. De grandeur van een milieu waarin ik als maatschappelijke
loser niet zou thuishoren. Laat staan mij thuis
voelen. Het viel alleszins mee.
De kletsnatte en gierende rafelranden van de storm in het zuidwesten van Europa deden ons besluiten de tram te nemen. Mijn Haagse vrienden hadden zich bij mij thuis al omgekleed. Hoewel zij de "vederlichte schoentjes" [achterflap van genoemde novelle] pas in de krappe garderobe van het zaaltje aan de Plantage Muidergracht mochten aantrekken, zou hun luchtige
outfit dit gure herfstweer niet verdragen. De reis langs slechts twee haltes bracht echter een typische grotestadsworsteling met zich mee: gehannes met een strippenkaarten en natuurlijk vergeten de chipkaart uit te checken. In stijl, jawel, met de sfeer van tango waaraan een zekere obscuriteit niet vreemd is, en daarom niet verbaasd zijn als we straal langs de ingang van de salon drentelen om tweehonderd meter verder de weg eens te gaan vragen.
Nóg meer regen en wind, nóg een tram, nóg meer strippen en chippen. Het huisnummer bleek te klopppen, maar aan de deur ontbreekt elk naambordje of verwijzing dat hier de oudste tangozaal van Amsterdam staat. Met 'oudste' bedoel ik niet de locatie, maar het gegeven dat de oprichters Arjan & Mariannne de tango midden jaren negentig naar Nederland brachten.
Ooit bezocht ik een sauna nabij het Amstelveld. Het was buiten donker, koud en nat, maar het ontbrak deze curieuze vestiging aan een hal. Je stapte zó van straat in het cafégedeelte van de sauna, waar de clientèle halfnaakt dan wel in badjas aan de toog bier, fris en bitterballen nuttigde. Ik moest er even aan denken toen ik mijn natte jas, das en hoed in de garderobe van de tangosalon had gedeponeerd en bijna tegen een innig verstrengeld tangopaar botste. Naarmate de avond vorderde, nam evenredig met de verkeersdrukte op de dansvloer mijn bewondering toe voor al die mannen die zonder binnen- en buitenspiegels hun partner door de zaal manoevreerden.