Hieronder deel 4 van een serie
(voor de eerdere afleveringen a.j.b. omlaag 'rollen')
Eindelijk een droge dag. Eerst de veertig spijlen van de veranda van m’n eigen Pipowagen losschroeven. R. kreeg ze van een Nederlandse supermarkt en als je goed kijkt, herken je er het houtwerk van de 'groenten- en fruitafdeling' in!
Dan verf afkrabben en schuren en R. helpen bij het bouwen van een veranda voor de andere Pipowagen. Hoop gesjouw met balken, waaronder een net gescoorde partij ‘betonharde’ balken. Ruiken lekker naar cacao als je er gaten in boort, maar je schrikt aanvankelijk van de harde knetterknallen door opgeperste lucht in het boorgat.
Meten is pas weten zonder vergeten, zegt Knor. Later ontdekt R. dat de voordeur van de Pipo niet open kan én hij stoot z’n hoofd bij het alsnog betreden van de wagen. Hij blijkt de veranda 15 cm. te hoog te hebben geconstrueerd… De Tao zegt: Je doet niet goed, je doet niet fout. Je doet.
die 80 kg-stenen liggen nu rond een mooie vuurplaatsNa m’n middagdutje regel ik een fiets met te zachte banden en sjees met laptop en al de heuvel omlaag naar Marsac om te laat te bedenken dat ik mijn adapter ben vergeten. In het verlaten café Chez Jacques tref ik alleen adolescent Graham aan. Behulpzaam maar zonder succes gaat hij op zoek naar een adequate fietspomp. Nog even peddel ik het saaie dorpje rond met als hoogtepunt aankomst en vertrek van het uit twee rijtuigen bestaande dieseltreintje naar Montlucon. Terug in Les Rivailles blijkt aardige buurman Claude een prachtige compressiepomp te hebben voor de fietsbanden, dus ik bedank hartelijk en complimenteer hem met de gele bloemenzee in zijn tuin.
Na de lekkere haché met groenten laat ik mij door R. meetronen op een flinke wandeling door de velden langs de dichtbegroeide bospercelen die bij de aankoop van zijn huis zaten begrepen. In een ervan staat een verroeste zaagmolen. Afgesleten, menhir-achtige rotsblokken her en der in de weilanden waardoor hond Bo kriskras voor ons uit rent, net niet door het dolle heen.
Bo kijkt de Limousiner koe uit de boom...Net als in Nederland laat de lente in de Creuse dit jaar lang op zich wachten. Vandaag verrast het weer zowel de lente als de mens met een heuse hete zomerdag: 26 graden! In stijl onderneem ik een toeristisch uitje per fiets met flinke klimmetjes naar het mooie Bénévent l’Abbaye dat op een bergtop ligt. Ik tref hagedissen en een heuse adder op spoorbrug en dan een begraafplaats met een paar schamele houten kruisen voor hen die het in het Wilde Westen van de 20e. eeuw niet zo breed hadden.
Zo goed als niemand op of naast de weg. In Bénévent echter opeens een hoop wandelaars, pelgrims zelfs, want het is een geliefde pleisterplek op een van de twee Santiago-routes door deze streek. De meeste zijn middelbaar of bejaard, dus viel mijn oog vanzelf op een knappe Francaise in strakke spijkerbroek, maar mijn wens tot toenadering blijft steken bij de vraag of zij mij met fraaie achtergrond wilde fotograferen.
Meer plezier beleef ik aan een gesprek met een man die op het dorpsplein voor zijn winkeltje staat dat de eigenaardige naam Adosdanes draagt. Letterlijk: Oprugvand’ezels. Met een licht verontschuldigende glimlach legt Breton Yves uit dat je juist niet midden op de rug van een ezel moet zitten. Daar is die rug simpelweg niet op gebouwd. Je kunt wel doen zoals mannetjes in landen rond de Middellandse zee doen: helemaal áchterop zitten en hop hop hop, maar niks galop.

Als de man vervolgens zonder enig drama vertelt dat een onbekende bij zijn komst in de Creuse een moederezel met jong heeft vergiftigd - waarschijnlijk uit locaal-crimineel verzet tegen deze “buitenlander” – neem ik hem uit solidariteit een briefkaart en een pakje Bonbons au lait d’ânesse af. Volgens Yves staat ezelmelk van alle zoogdierenmoedermelk het dichtst bij dat van de mens.