donderdag 10 januari 2013

De "nuttelozen" van de dag


Sinds een paar maanden ben ik een overloper, een landverrader. Na jaren wekelijks aan de ‘Werkgroep Ankeveense Plassen’ deelgenomen te hebben, laat ik Ankeveen links liggen en rij door naar de Kortenhoefse Plassen, naar een andere werkgroep. Een andere wereld - hemelsbreed slechts tien kilometer verderop - de wereld der zogenaamde nieuwkomers, mannen met exotische namen die gewoon in een rijtjeshuis in Maarssen wonen. Wekelijks smaken vijf ‘kaaskoppen’ en ik het genoegen om met Iraanse Koerd Ako, Irakees Joël en Somaliër Abdalla het Hilversumse Kanaal op te varen, richting legakkers en trilvenen. Na een paar maanden wilgen zagen, takkenrillen vlechten en koffie drinken met genoemde mannen weten zij net zo weinig van mijn “moeilijke jeugd” als ik van hun traumatische verleden. En dat geeft niets. Als we maar kunnen zagen.

Elke dinsdagochtend verzamelen we om half tien bij Fort Kijkuit bij Kortenhoef. Vereniging Natuurmonumenten kreeg het complex na 1980 in handen en richtte er een kantoor met werkplaatsen in. Zo kregen de kazematten, artillerieloodsen en bomvrije wachthuizen na hun vergane glorie en nutteloosheid jarenlang tentoongespreid te hebben een nieuwe bestemming met een nieuw elan. Het doet mij denken aan een kort verhaal van de Nederlandse schrijver F.B. Hotz, Dood weermiddel. Bedoeld wordt een verdedigingswerk – ‘weermiddel’ - uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie dat al bij oplevering ‘dood’ was: nutteloos, achterhaald door de tijd, omdat intussen de brisantgranaat was uitgevonden…


Tegenwoordig heerst op het fort een gezellige bedrijvigheid. In de imposante houten loods uit 1900 – volgens Monumentbeschrijving voorzien van zadeldak met overstek, gesmoorde pannen en rabatdelen – staan nu computers en zit kantoorpersoneel. Op het erf staat een medewerker van het“grondpersoneel” een grote tractor schoon te spuiten.

Uit een van de loodsen pakken de vrijwilligers hun pistoolzaag en kniptang. Met de meegebrachte uniformen – groene regenpakken, laarzen, werkbril en oranje handschoenen – verkleden wij ons tot huurlingen van een soort Ecologisch Vreemdelingenlegioen en stappen in de klaarliggende sloep. Ik moet denken aan de mooie zin “Het verhaal van een vluchteling is niet van zijn gezicht af te lezen”, te horen in een campagne van Vluchtelingenwerk Nederland om begrip te kweken voor mensen die officieel in Nederland wonen, maar door velen als tweederangs burgers worden gezien. En dan aan het spreekwoord “op ieder potje past een deksel”, dat behalve op partnerkeuze ook kan slaan op: voor iedereen probleem is wel een oplossing.

Zo niet voor vluchtelingen die in Nederland belanden. Zij worden tot een probleem gemaakt omdat zij de maatschappij niet ten nutte lijken – integendeel: ze kosten haar alleen maar geld. En wat doet men zo’n potje: daar plakt men een etiket op. Over ‘potjes’ gesproken: de ironie wil dat hun Hollandse collega’s qua leeftijd voor het merendeel “over de houdbaarheidsdatum” zijn. Afgeschreven voor de arbeidsmarkt. Maar net als de vluchtelingen zagen en knippen zij er wekelijks stevig op los.

Een half uur varen verder houdt de vijand zich trillend schuil tussen venijnige rietkragen, stekelige bramen en licht bedwelmende gagelstruiken op: het geteisem en uitvaagsel der wilgen, elzen en berken. Abdalla, Ako, Bert, Erik… waarschuwen nog één keer: “geboomte en ondergroei, hoedt u voor de nuttelozen!”