woensdag 18 januari 2017

VAN OOSTENBURG NAAR TRAPANI *

  
Rolschaatsinstuif bij opening Sporthal Oostenburg, 27 okt. 1990

Op de hoek van Oostenburgergracht en Czaar Peterstraat staat een onopvallende sporthal waar je elke dinsdagavond aan fitness, badminton of tafeltennis kunt doen. ‘Elke’, maar het is geen vereniging met contributie. Naar gelang je die week tijd en zin hebt, fiets je er heen, betaalt een paar euro entree en krijgt naar keuze een racket of een batje overhandigd. Een goede vriend attendeerde mij ooit op deze sportinstuif, waar een bonte mix van Amsterdammers zich komt in- en ontspannen. Het laatste vindt vooral plaats in de kantine die vroeger een uitbater kende die vond dat het roken van nicotinedampen rondslingerende rookwaren “moet kunnen”. Ook draaide de man precies het soort muziek waar ik niet van hield - redenen genoeg om de kantine te mijden en meestal een café in de buurt op te zoeken. In de toch al lawaaiige kantine viel een vaak bijzonder luidruchtig groepje op: de tafeltennissers!

Hoewel ik ook van tafeltennis houd, sloot ik mij voor het après-sport logischerwijs aan bij mijn medebadmintonners. Totdat ik last kreeg van een tennisarm na mij op Terschelling als vrijwilliger bij het Oerolfestival vertild te hebben bij de opbouw van een compleet houten kerkje. Gelukkig ondervond mijn rechterarm van het alternatief, pingpongen, geen last en hoefde ik mij het wekelijkse avondje sportieve gezelligheid niet te ontzeggen. Opeens stond ik twee-aan-twee en oog in oog achter de groene tafels met Die Andere Club, de luidkeelse pingpongers! Prima, behalve dat ik aanvankelijk in de kantine voor het dilemma kwam te staan bij wie ik nu zou gaan zitten voor mijn pilsje, portie bitterballen en aanspraak.

Inmiddels is er veel veranderd in “recreatiehal Oostenburg”. De struise, hoogblonde Ilse en haar dochter zwaaien de scepter in de kantine. De muziekkeuze is beter. Texels Skuumkoppe vloeit uit de tap. En de kantine is voorzien van een betegeld rookhok met afzuiginstallatie, ronde tafel op borsthoogte en barkrukken, waarop een sympathiek kwartet fanatieke badmintonners zich wekelijks met elkaar onderhoudt. Ik rook wel eens een sigaartje, maar dat is niet de hoofdreden waarom ik af en toe “overloop” naar het rookhok dat door z’n glazen wanden en bakstenen achterwand lijkt op een aquarium of de kattenkamer in een dierenasiel. De gesprekken van de vier mannen hebben, wellicht gestimuleerd door de afwezigheid van de harde muziek en luid gepraat in de ‘buitenwereld’ wat meer diepgang dan in de rest van de kantine.
            Ik ben erg gelukkig met deze best of both worlds. Zowel voor de sport als voor de gezelligheid kan ik elke week naar behoeven kiezen uit minton of pingpong en na het douchen voor de licht-anarchistische lol van de Plastic Balletjes of de diepgang van de Nylon Shuttles. En dat voor € 3,25 per avond.


Eindhoven Airport
20 september 2016 - Door de glinsterende herfstzon leek Eindhoven Airport al wat op het mediterrane vliegveld waar we een paar uur later zouden landen. Ik waande mij nu al ver van Amsterdam. Buiten waren tegen een gevel enorme spiegelramen aangebracht waardoor we onszelf in een abstracte ruimte zagen teruggekaatst. Door een knik in de spiegels leken mijn reisgenote Wendel en ik bovendien opeens verdubbeld tot  een compleet reisgezelschap, een andere voorbode van onze reis naar Sicilië. Ja, ‘gezelschap’ is het juiste woord, want van een hechte groep kun je nauwelijks spreken als de communicatie tussen de sommige deelnemers zich meestal beperkt tot “10-2”, “21-19, gewonnen!”,  “Shit!”, “Nee, die was ín!” en na afloop in de kantine van de sporthal “Wat wil je drinken?”


U raadt het misschien, de gemeenschappelijke hobby van mijn reisgenoten is tafeltennis, een activiteit die een mooi compromis is tussen sport en recreatie. Genoeg spanning om sleur en routine te vermijden. Genoeg beweging om lekker moe te worden, maar niet een probleem voor bierbuiken, stijve harken of senioren. En, niet onbelangrijk, dermate afstand tot de medespeler(s, bij het dubbelspel) dat conversatie, verbaal dan wel non-verbaal, mogelijk maar ook niet verplicht is, dus prettig-vrijblijvend. Tafeltennis – ‘pingpong’ naar het onomatopee - mag daarom met recht een gezelschapsspel heten, net als oergezellige denksporten (nou ja, sport….) als Yahtzee, ganzenborden en klaverjassen. Het leuke is dat tafeltennis door de fysieke component bovendien een ‘behendigheidsspel’ is dat door haar betrekkelijke eisen aan de lichaamsconditie het enigszins vergelijkbare sjoelen, midgetgolf en bowling achter zich laat.           
            De gesprekken met mijn medespelers zijn soms diepgaander en zeker amusanter dan ik boven beschreef, maar door de sportieve inspanning, de drank en de harde muziek in de kantine blijft mij doorgaans weinig bij van de conversatie. Het reisgezelschap waar ik voor had geboekt, laat zich goed vergelijken met een klaverjasclub die een jarenlange routine van wekelijks met elkaar kaarten en keuvelen plotseling doorbreekt door een volle week met elkaar naar een onbekende stad te gaan op een nagenoeg onbekend eiland: Sicilië!
            Althans, met elkaar… Hoe ouder je wordt, hoe meer je op privacy gesteld bent, dus de spelers in deze Pirandelleske komedie verkozen in twee- of drietallen naar het illustere Trapani [spreek uit: Trápani] af te reizen en ter plekke onderdak te vinden op uiteenlopende locaties in het oude centrum. Om in de loop der week tot een dozijn recreanten uit te groeien, allen behalve de edele Chinese balletjessport ook gastheer Pierino toegedaan, een sympathieke ex-Siciliaan die al jaren in het oer-Amsterdamse Betondorp woont.

Nooit eerder had ik zó lang tevoren een reis geboekt, een half jaar, met dank aan Ryan Air, de maatschappij dankzij welke een onbekende Italiaanse stad handig op de kaart van de niet al te gefortuneerde toerist wordt gezet. Mét mij besloot planologe Wendel de gok te wagen, zodat we samen in het vliegtuig zaten. In de loop van 2016 zagen we meer en meer van onze clubgenoten de knoop doorhakken, sommigen pas een paar dagen voor het geplande vertrek eind september. Als voortrekkers op deze ongewisse reis sloegen mijn kersverse reisgenote en ik met enig leedvermaak het gedraal en soms verhitte vooroverleg van en tussen de andere tafeltennissers gade. Andere bezoekers van de sportkantine zullen zich verbaasd hebben over het feit dat ons luidruchtige clubje het opeens en bij herhaling over Sicilië, de Griekse opgravingen bij Segesta, Marsala-wijn, Ryan Air, Il Gattopardo van Visconti of de maffia had.
            Waarom had ik zelf zo impulsief besloten mee te gaan? Uiteraard vanwege de – bij vroegboeking – lage vliegprijs, maar ook kwam het voort uit nieuwsgierigheid naar het Italiaanse volk. Na lange reizen door Spanje, Mexico en Chili mag ik mijzelf een kenner van de Ibero-Amerikaanse cultuur noemen. Hoe mooi en veelzijdig die landen ook zijn, ik miste er steeds vaker ‘humor’ - mijn soort humor! Ik had die bijvoorbeeld wel gezien in Italiaanse films als Brutti, Sporchi e Cattivi, bij Fellini en bij de fantastische komiek Roberto Benigni. Ik wist wat ik miste in Spanje: mildheid, onvoorspelbaarheid. Niettemin had mijn spontane, vroege besluit tot gevolg dat ik in de hondsdagen van de zomer een korte motivatiecrisis doormaakte en bijna had ik mijn vliegticket van de hand gedaan en de handdoek in de ring gegooid.
Over handdoeken gesproken, hier kom ik later terug.

Il Postino is natuurlijk een voor de hand liggende bijnaam voor een man die als postbesteller op een postsorteercentrum werkt en welke mooi rijmt op zijn echte naam: Pierino. Hij groeide op in een dorp net buiten Trapani dat tegenwoordig ingeklemd zit tussen een industrieterrein, een militair vliegveld en een van oudsher beroemd complex van zoutpannen voor de winning van zeezout. Toen hij rond 1980 naar Nederland emigreerde, liet hij er zijn oude moeder achter die inmiddels de honderd jaar is gepasseerd en in een plaatselijk verzorgingstehuis woont.
(c) Hans Snoek
Later kocht hij voor weinig geld een etage in de oudste wijk van Trapani, een wijk die tot een spookstad was vervallen maar nu aardig uit het dal klimt, mede dankzij de komst van Ryan Air naar het nabije Birgi, een voormalig militair vliegveld dat tijdens de Libië-oorlog opnieuw als zodanig dienst deed. Sicilië ligt nu eenmaal, net als Malta, zeer strategisch en heeft een NAVO-basis. (In 1943 vormde de zuidkust het toneel van ‘Operatie Husky’, codenaam voor de grootste amfibische operatie uit de Tweede Wereldoorlog in termen van aan land gezette manschappen. Nog groter dus dan D-day in Normandië!)
Een vager motief om mij voor de reis op te geven was het feit dat mijn eigen vader, ooit in dienst als Beobachter Fernaufklärung bij de Luftwaffe, rond 1942 enige tijd gelegerd was op een basis nabij Trapani, vermoedelijk bij het dorp Milo. Het vliegtuig waarop hij navigeerde moest de troepen van veldmaarschalk Rommel in Noord-Afrika steunen. Wellicht zou ik een spoor van zijn verblijf in Milo terugvinden.
           
Dinsdag 20 september 2016 was het zover. Na een wat bruuske landing van de Ryan Air piloot op Siciliaanse bodem zochten mijn reisgenote en ik de bus naar de stad op. Ook de eerste ontmoeting met een medemens in dit nieuwe (ei)land verliep bruusk: een boomlange Hollander die dezelfde bus wilde nemen verschafte mij met enig dedain de gevraagde informatie over de vertrektijden, in vreemde tegenspraak met de luide toon waarmee hij tijdens de half uur durende rit zijn eigen reisgenoot met een spervuur van toeristische informatie voorzag. Ze waren pal achter Wendel en ik in de bus gaan zitten, ik hoorde zijn oreren met een mengeling van ergernis en verkneukelen aan – de man leek wel een reisleider die routinematig een hele groep toesprak. Of een te hard afgespeeld cassettebandje van de VVV.
 “De humor ligt op straat, meneer Sonneberg!”, sprak Wim Sonneveld ooit gevleugeld – zo ook in Trapani. Omdat we met het spitsuur de voorstad binnenreden, kroop de bus langzaam en steunend door overvolle straten. Plotseling viel mijn blik op een op de stoep half uitgeklapte blauwe tafeltennistafel, klaarblijkelijk een etalagemodel van de erachter liggende sportzaak! Wie mij een half jaar geleden had voorspeld dat ik op Sicilië zou deelnemen aan tafeltennistoernooi had ik moeilijk geloofd. Wie mij verkondigd zou hebben direct bij aankomst een splinternieuwe tafel op straat te zullen zien staan nog minder…

Rond zes uur arriveerden we bij de eindhalte bij Plaza Garibaldi aan de haven. Het was benauwd, windstil, vochtig en heet. Mijn reisgenote Wendel had een flatje gehuurd op zowat het uiterste puntje van de landtong waarop het oudste deel van Trapani is ontstaan - zij wilde dolgraag zicht op zee – dus we namelijk tijdelijk afscheid. Een paar steenworpen dichterbij de bushalte en de haven loopt de smalle Via del Cassaretto waar zich de etage van Pierino bevindt. Sla je de ene hoek om dan sta echter je op de brede Via Regina Elena, een boulevard met een kade waar talloze veerponten, vissersschepen en enorme cruiseboten afmeren. Hier ruim zicht op zee. Trapani ligt op een schiereiland met op de punt de oude stad die hier slechts 200 meter breed is. Ook als je de tegenoverliggende hoek omslaat, sta je opeens aan zee, vanaf een oude vestingwal uitziend op pittoreske strandjes.

Strandzijde Trapani met zicht op Erice
Het contrast tussen de bijna claustrofobische knusheid van Via Cassaretto met z’n luidkeels vanaf hun met waslijnen volgehangen balkonnetjes met de buren kletsende huisvrouwen en de wijde blik op de zee en horizon is enorm. Genoemde etage – mijn logeeradres die week – ligt zo’n twintig meter boven straatniveau. Zeewinden ‘tochten’ door de buurt, meeuwen vliegen af en aan en soms hoor je de zware claxon van een schip verderop… Het is alsof ik mij op een van de bovendekken van een aan de ketting gelegd cruiseschip bevind en als ik naar buiten het balkon oploop een ander enorm schip ontwaar dat vlak naast het mijne ligt aangemeerd, slechts een diepe nis of kloof ertussen vrijlatend.
           
Vermoeid van de reis besteeg ik de vele marmeren treden om naast mijn gastheer drie andere Amsterdamse pingpongers aan te treffen. Ook zij hadden een eigen onderkomen gehuurd, aan wat een druk bezocht pleintje in het centrum bleek. Ze waren net terug van een bezoek naar het beroemde bergstadje Erice, 700 meter omhoog, vanwaar zij de  lokale zoete lekkernij Giovanni hadden meegebracht die ik spontaan kreeg aangeboden. Vervolgens wilde ik mij wat opfrissen dan wel een douche nemen, maar daar kon geen sprake van zijn. ‘We’ gingen direct wat drinken en eten in “de stad”, ofwel twee straten verderop. Eerst echter even Wendel opgehaald in haar “vrijgezellenflatje” in de Via Carolina. Na geroep onder haar balkon verscheen zij als een ware Italiaanse mamma in een beige beha op het balkon.
             Van de rest van de avond weet ik weinig meer dan dat Pierino ons meenam naar zijn favoriete wijnbar, koffiehuis en tenslotte Pizzeria Stefy waar ik die week nóg drie keer zou belanden. Ik vroeg direct naar mijn favoriete gerecht risotto dat om logistieke reden alleen op vrijdag wordt bereid. Ook de plaatselijke specialiteit couscous imperiale stond niet op het menu, maar wel goede wijnen, veel grappa en de bloedmooie én sympathieke dochter van de eigenaresse die in een nauwsluitend zwart soort ballet-outfit de pizza’s kwam brengen. Mij viel vooral haar onweerstaanbaar fraai gewelfde bovenlipje op dat als zij  sprak, als aan de rand van een zuignap, het vacuüm ophief dat haar adembenemende verschijning bewerkstelligde.
Pizzeria Stefy, vlnr Hans, moeder en dochter
Gelukkig bracht de nacht verkoeling. Ik ontwaakte brak  en moe in de voorkamer van Pierino’s appartement. Het was alsof ik op het balkon sliep, zó sterk drongen de straatgeluiden binnen: een paar onverwachte harde regenbuien, het luidkeelse gepraat van een paar vrouwen op hun balkons verderop en een dreunende cementmolen op de begane grond.
Aangezien ik al snel begreep dat mijn gastheer zijn etage alleen gebruikt om te slapen en z’n tanden te poetsen voelde ik minder schroom hem eens te vragen of ik mijn eenvoudige bed – twee antieke ‘hekjes’ die door vier lange houten planken vanzelf op hun plek werden gehouden, waarop een matras – naar het stillere achterhuis mocht verplaatsen. Hier bevindt zich tussen zijn eigen slaapvertrek en de badkamer een ruime ‘open woonkeuken’.
            Na de koffie kuierden we gezamenlijk naar de vismarkt waar we hadden afgesproken met de gemoedelijke bouwkundig tekenaar Hans die een aanzienlijk deel van de organisatie van de “groepsreis” op zich had genomen, met in zijn gevolg gepensioneerd psychologe A. en haar nagenoeg dove man O. De laatste was in ons vaak luidruchtige gezelschap door zijn handicap meestal tot de rol van buitenstaander veroordeeld, maar leek hier nauwelijks onder gebukt te gaan. Hij deed mij wat denken aan de fantastische acteur Ton Kas in zijn droogkomische rol van Arie Balk in de tv-serie ’t Schaep in Mokum.
            Door het slechte weer was er die nacht weinig vis gevangen, dus in de markt uitgestald. Maar de oude haven had genoeg andere folklore te bieden zoals netten boetende oude mannen en een half gezonken voormalige partyboot waarop Pierino in zijn jeugd nog gefeest had. Aan het eind van een van de twee gebogen pieren die als de klauwen van een kreeft de uiterste punt van zowel de stad als Sicilië als Italië als Europa vormen staat de Torre di Ligny, voormalige woonhuis van een senator, dat als museum wordt ingericht. Er hingen wat vriendelijke mannen rond, de zon scheen weer en Pierino praatte bijna onafgebroken over zus en zo. De vermoeidheid van de vorige dag speelde mij nog parten en ik keek maar eens over zee uit naar de nabij drie Egadische eilanden. Dichterbij lag als een Fort Pampus in het IJ een eilandje met een ontwenningskliniek voor drugs- en alcoholverslaafden.

Waarom thuis koken, zeker op vakantie, als je in de haven een bedrijfsrestaurant voor loodsen en ander havenpersoneel kent waar je voor een tientje ’s middags lekker warm kunt eten? Zoals mijn lievelingskost risotto. De eetzaal is prettig gekoeld en heeft een mooi uitzicht op zee. Zelfs het design is bijzonder, namelijk geïnspireerd door de messroom van een schip: een vastgeklonken oceaanblauwe eettafel voor vier personen met vier oceaangroene ‘hangende’ kuipzittingen zoals je op speeltuinwip of tractor aantreft.
            Pierino had mij bij aankomst duidelijk gemaakt dat drink- en douchewater schaars is. De meeste woningen zijn wel op het waternet aangesloten, maar voorzien van een watertank op het dak in geval de gemeentelijke dienst verstek laat gaan. Pierino is echter geheel aangewezen op zijn watertank, omdat zijn etage maar een deel van het jaar gebruikt wordt. Na de siësta snak ik naar verfrissing, dus waarom niet naar het stadsstrand gelopen dat slechts op vijf minuten lopen ligt? Dat spaart een douchebeurt uit.
            Travelling light met alleen handbagage had een eigen handdoek niet meer in mijn reistas gepast en omdat ik de heer des huizes zelden thuis trof, nam ik de vrijheid twee handdoeken uit een kast te pakken: een voor thuis, een voor het strand. Ik blijk de enige bader op het wat naar rotte eieren stinkende strandje, maar het zeewater is schoon en heerlijk warm.
            ’s Avonds loodst Pierino ons naar opnieuw een fantastisch eettentje, een cafetaria waar we hartelijk worden ontvangen en speciaal voor ons een terrasje wordt ingericht. Door het uitgelezen menu en 100% plastic servies, bekers en bestek komt het totaalbedrag voor zes personen op € 40,- inclusief drank!

De geografie en vorm van Trapani deden mij aanvankelijk verdwalen in vergelijkingen met de Zuid-Spaanse havenstad Cádiz, die andere stad op een uithoek van het Europese continent. Toevallig had ik die kort geleden bezocht en er mijn hart aan verloren. Gastheer Pierino bracht mij gelukkig snel met beide benen op de grond door me elke ochtend mee te nemen naar zijn favoriete ontbijtcafé vlakbij zijn huis. Op het terrasje aan een espresso gezeten kwam ik ogen tekort voor wat zich pal voor mijn neus in de autovrije winkelstraat afspeelde. Volkse vrouwen, zwierige dames, zachtaardige zwerfhonden, toeristen… En veel, veel grappige ‘mannetjes’: mannetjes op gammele fietsen, mannetjes op scooters, leveranciers met een driewielige tuktuk en zelfs mannetjes met houten handkarren.
Op een dag reed zowaar kalm een auto door de toch autovrije straat. Achter het open raam ontwaarde ik een minzaam glimlachende en wuivende geestelijke. Eerst verstond ik Pierino vanwege zijn accent niet goed - “shopping”? – maar het bleek de bisschop van het bisdom Trapani! Waarschijnlijk op weg naar de Anime Sante del Purgatorio kerk die dertig meter verderop stond. De volgende dag was ik opnieuw getuige van een in Amsterdam onbekend tafereel. Voor dezelfde kerk hield in de drukte een begrafenisauto stil waaruit ik een doodskist getrokken zag worden. Kortom, het Italiaanse straatleven dat ik alleen uit films kende, voltrok zich hier live voor mijn neus.
Corso Vittoria Emanuele, zoete inval de wijnbar

Trapani is een van de oudste nog bewoonde steden van Europa. Al in de 13e. eeuw vóór Christus gebruikten de Elymiërs er de natuurlijke haven. Daarna volgden Feniciërs, Romeinen, Carthagers, Arabieren, Noormannen, het koningshuis Aragon… (“en toen de maffia” zoals een vriend droogjes opmerkte).

Kort na het opstaan op donderdag kreeg ik een schrobbering van Pierino die vond dat ik niet ongevraagd handdoeken uit zijn kast had mogen pakken. Gezien de waterschaarste wil hij sowieso z’n wasmachine niet gebruiken en nu begreep ik ook waarom mij vooraf aan de reis verzocht was zelf een lakenzak mee te nemen. Geschrokken bood ik behalve mijn excuus aan binnenkort een nieuwe badhanddoek voor hem te kopen, maar ik merkte dat hij nog gepikeerd zijn huis verliet op weg naar zijn vaste ontbijtcafé. Binnen enkele minuten kwam hij weer terug naar boven met in zijn ogen en mond de vraag (en in zijn hand een onderbroek) of deze soms van mij was? Hij had het lichtblauwe stukje textiel pal onder zijn balkon op straat gevonden, maar ik weet bij Apollo, Bacchus en dondergod Jupiter tot op de dag van vandaag niet hoe die daar is beland!

Ik vermoed dat badplaats San Vito de Capo, zo’n 30 km. ten noorden van Trapani, haar bekendheid behalve aan het mooie strand ook aan de fraaie ligging dankt. Dichtbij verrijzen vervaarlijk hoge bergen als dramatisch decor voor de podiumkunsten van het massatoerisme: zonnebaden, eten en drinken. Oh ja, en wat zwemmen ter verkoeling.
            Mijn reisgenoten bleken opeens tevens lotgenoten, want we vonden er alle vijf “niets aan”. Gelukkig had een onzer op de heenweg een alternatief bespeurd, de badplaats Erice Mar. “Met een achtergrond van groene berghellingen”, sprak zij als het Orakel van Delphi. Na twee uur vergeefs zoeken en rondrijden merkten we dat we weer in de buitenwijken van Trapani waren beland. Zelfs een tweede orakel, de Tomtom, had geen soelaas geboden. En ja, het moet gezegd, we misten onze lokale bekendheid en gids Pierino natuurlijk…
'Trio Rob'
          ’s Avonds kwam het allemaal goed. Ryan Air had nóg meer tafeltennissende Amsterdammers ingevlogen, ditmaal een kwartet bestaande uit de laconieke en lange SPV’er Piet die een auto had gehuurd. Verder stapte na aankomst in “ons” gezellige havenstadje (wat ik voortaan noem) Trio Rob tevoorschijn. Piet trok bij Pierino - en dus mij - in en het trio betrok een appartement vlakbij de eerdergenoemde flat van Wendel om zich te laven aan enkele enthousiast gedeelde hobby’s zoals het drinken van limoncello of andere limonades met een raar kleurtje en het bespreken van allerlei maritieme kwesties, alle drie namelijk in bezit van een boot of jacht.
Was het de al genoemde ‘bloedmooie serveerster’? Kwam het omdat womanizer Piet direct na zijn aankomst een oude plaatselijke vriendin – lang krullend haar, luide lach, een soort mix tussen Barbara Streisand en Bette Midler -  bij Pierino's favoriete wijnbar ontmoette, welke spontaan met haar fiets aan de hand met ons mee stapte? Opnieuw belandde de nu tot tien deelnemers gegroeide pingpongclub bij Pizzeria Stefy en opnieuw werd het een vrolijk etentje.
Mamma Pizza ging er vrolijk bij liggen...!

Je kunt het bij je volle verstand niet verzinnen, maar vandaag, vrijdag, hebben wij ons jaarlijkse pingpong-toernooi in een tot voor kort onbekende stad aan de andere kant van Europa. Voorafgaand aan de komst van zijn Amsterdamse pupillen had grootmeester Pierino al her en der in zijn stad geïnformeerd naar een geschikte locatie. Zij moest voorzien zijn van minimaal twee speeltafels, een stopcontact voor de laptop van de jury en een drink-, dan wel drankautomaat. Dat bleek niet eenvoudig, dus werd met hulp van Hans de zoektocht geïntensiveerd.
De heren zagen hun inspanning beloond met de vondst van een zaaltje dat voor ons doel speciaal ontworpen leek: prima speeltafels, een ‘zitkuil’ om uit te rusten en een bier- en frisdrankautomaat. Bovendien gelegen op een strategische plek, namelijk precies tussen ons aller logiesadressen in. Als klap op de vuurpijl bevond zich aan de overkant van de straat een kleine jachthaven-met-restaurant waar na afloop een barbecue voor de recreanten geregeld kon worden.
(c) Hans Snoek
Pierino leek het voordeel van de thuiswedstrijd te genieten, want hij won het toernooi met gemak. Misschien was hij de hitte ook beter gewend, want het was bloedheet in de hal. Het laat zich raden dat de Amsterdammers zich na afloop hongerig én dorstig naar de overkant spoedden voor de après-pingpong. Ze werden er ontvangen door de vriendelijke maritieme barkeeper Nino, die schalen gebakken sardientjes liet begeleiden door een zowat onbeperkt aantal flessen witte wijn omdat de jachthaven gezien het naseizoen sowieso van z’n voorraadje af moest. Dat noemen wij ‘de kat op het visje binden’.
            Ik had zelf trouwens even thuis een douche genomen, uiteraard met inachtneming van het strenge waterrantsoen, mijn zwarte “Italian maffia” pak met strakke snit aangetrokken en daarin een stapeltje gekopieerde liedteksten met cd gestoken. Het toeval wil dat ‘mijn’ Amsterdamse Weespertrekvaartmannenkoor een Italiaans dranklied op het repertoire heeft staan, Colli della Luna, waarin de mysterieuze krachten van resp. rode dan wel witte wijn bezongen worden. Tot mijn genoegen zong menig aanwezige mee en tot mijn ontroering waagde Pierino zich aan een duet met de voorzanger!
Dranklied 'Colli della Luna' (c) Hans Snoek

Drankgelag of niet, de volgende ochtend trokken de twee P.’s vroeg erop uit om een paar emmers impregneermiddel te kopen. Bij goed weer zouden we de dag erna zijn dakterras met het goedje behandelen. Ik mocht gelukkig uitslapen, zodat ik fris op de kade bij de veerpont arriveerde voor een dagtocht naar het voor de kust zichtbare eilandje Levance waar een natuurgebied is. De pont bleek echter vol zodat na wat geharrewar de hele groep zich weer opsplitste in ongeveer dezelfde gezelschappen zoals ze op de kade waren gearriveerd.

Ik koos voor een bezoek excursie aan de beroemde zoutpannen 

Zoutpannen Riserva Naturale Orientata
Saline di Trapani e Paceco
van Trapani. Met Pierino als gids reed chauffeur Piet de anderen – Wendel, Hans en mij – in zijn huurauto de stad uit. In de stralende zon kwam het in de vorm van kleine piramiden opgetaste zout extra wit uit. Een jonge gids, telg van een oud geslacht van zoutwinners en knap als een Adonis, leidde ons door een klein museum.
We reden door naar het strand van Paceco, het dorp waar Pierino is opgegroeid, maar via een omweg vanwege een door hekken afgescheiden strook land die getuigt van een juridisch geschil tussen een landeigenaar en de staat die er een militair vliegveld wil uitbreiden. Rondtoerend door Pierino’s Heimat beving mij een lichte weemoed bij zijn verhalen over het pleintje waar onze held op z’n 14e. z’n eerste jointje rookte of het huis van een vroegtijdig aan leukemie overleden jeugdliefde. Een zwempartij in de heerlijke zee en een glas wijn op een terras-aan (nee: óp)-zee met kabbelende golfjes onder onze witte houten stoelen verdreef de melancholie.
(c) Hans Snoek

Zondag waren Piet en ik waren vroeg op om het platte dak van onze gastheer te gaan impregneren, maar deze bleef onder datzelfde dak ontspannen een gat in de dag ronken. Afijn, wij begonnen maar vast het dak aan te vegen ter voorbereiding op de schilderbeurt. Helaas stak precies daarna een zeldzaam stevige wind op die het terras met een laagje woestijnzand begon te bedekken. Mmmm, voordat we in de greep van het bekende Buurman & Buurman-gevoel zouden raken, besloten Piet en ik de klus even uit te stellen en met de inmiddels heer des huizes opnieuw in de auto te stappen. Ditmaal voor een rit langs enkele militaire vliegvelden die we de dag tevoren waren gepasseerd, waaronder een voormalige basis van de Luftwaffe die mijn speciale interesse had. Mijn vadertje lief was hier in de Tweede Wereldoorlog gestationeerd in zijn toenmalige hoedanigheid als navigator op verkenningsvliegtuigen die de Duitse aanval op Noord-Afrika ondersteunden.
Ik hoopte een glimp van de basis te kunnen zien en een kiekje te maken, maar toen Piet even halt hield bij een in mijn ogen vervallen ingang van een verlaten vliegveld, maande Pierino hem driftig direct door te rijden. “Overal kamera’s, wij beschoten straks!”. Naar het schijnt zit het Amerikaanse leger er nu in het kader van terrorismebestrijding.
Maffiose pompoenen of
oude granaten van de Luftwaffe?
De gemoederen bedaarden snel en we vervolgden ons zondagse ritje - stranger than paradise - door een enigszins desolaat landschap van bruine aarde waartegen slordig geplaatste knalgele of oranje pompoenen vreemd contrasteerden. Links en rechts zag ik wat vervallen boerderijtjes. “Ja, hier best wel zou wat maffia kunnen zitten”, mijmerde Pierino.
            Omdat sommige van onze groep de volgende (maan)dag zouden terugvliegen naar Nederland, aten we die avond opnieuw gezamenlijk – ditmaal in een restaurant aan de wat meer gure en winderige noordelijke kade. Anneke stak een mooie speech af om Pierino nog eens voor alles te bedanken.
(c) Wendel & Louis à la David Hockney
Zevenhonderd meter boven Trapani zetelt het eeuwenoude bergstadje Erice dat toeristen met een kabelbaan kunnen bereiken. Leuker gaat het met de huurauto van Piet, met Wendel en ik als vrolijke stoorzenders. Héén kozen we de langere route via de zeeweg omhoog en vulde de auto zich met geslaagde pogingen het grappige accent van Pierino na te doen: “Iek wille jouwe bedanke vore die-e kado-e…” of “Roestig, niet zo snel! Roestig!”.
De auteur in Erice
            Erice blijkt erg fotogeniek met ondermeer een fort dat zo uit een ets van Escher lijkt uitgesneden. We kuierden er gemoedelijk wat rond om na een paar uur via een kortere route naar Trapani af te dalen. Bij het strand trof ik een kleurige kraam van een Noordafrikaanse souvenirverkoper van wie ik na een onnavolgbaar onderhandelingsproces twee handdoeken voor Pierino afnam, zoenoffers voor mijn wat bruuske optreden bij hem thuis.
Terug in de stad wachtte mij een leuke verrassing: ik kreeg te horen dat ene Eugenia mij “wel aardig” vond, een vrouw uit de zó rijke schare vrienden en kennissen die ik in deze week in het kielzog of bijzijn van Pierino had ontmoet, dat ik mij haar niet direct kon herinneren. De dame in kwestie trof ik echter even later al op een van Pierino’s pleisterplaatsen: een stevige, sympathieke vrouw van ongeveer 40 jaar met donkere ogen die een lang vervlogen Noordafrikaanse afkomst verrieden. Tussen ons ontspon zich een ontspannen gesprek waaruit bleek dat zij als geologe bij een bouwkundige keuringsdienst in Palermo werkt en een kind heeft. Zij gaf aan via Facebook contact te willen houden.
 
De senator wordt bedruifd
           Toen Pierino Piet en mij de volgende maandagochtend in alle vroegte naar de kade bracht voor het vertrek naar het vliegveld kwam zij al dan niet toevallig en kalm aangewandeld. Ze bleek gewoon om de hoek te wonen! Met een soort korte broek en stevige halfhoge laarzen zag zij er best stoer-aantrekkelijk uit. Wellicht wat te vrijmoedig kuste ik haar op de mond. Waarna een spontane fotosessie ontstond met Pierino aanliggend als een Romeinse senator op een marmeren stadsbank en Eugenia die een tros witte druiven boven zijn mond liet bungelen.
            Ik zag haar vervolgens naar haar aan de kade geparkeerde auto slenteren. Zij had die dag blijkbaar nog vrij.
Ciao bella, ciao bella Sicilia!

* Iedere overeenkomst met bestaande personen en gebeurtenissen berust op louter toeval.          ©rendi2016